Vanaf volgend jaar extra centen vanuit ‘Denderfonds’ voor Ninove, Geraardsbergen en Denderleeuw, maar niet voor Zottegem.
De Vlaamse regering gaat vanaf volgend jaar bijkomend 7 miljoen euro vrijmaken om een aantal uitdagingen in de Denderstreek aan te pakken. Dat heeft Vlaams minister Hilde Crevits geantwoord op een vraag van parlementslid Freija Van den Driessche van Vlaams Belang uit Sint-Lievens-Houtem.

Freija Van den Driessche (Vlaams Belang).
Het Denderfonds werd door de vorige Vlaamse Regering in het leven geroepen. In het toenmalige regeerakkoord lezen we: โEr wordt vanaf 2020 een bedrag van 4 miljoen euro ter beschikking gesteld voor de problematiek van de uitdijende effecten van het grootstedelijk gebied op Denderleeuw, Ninove, Geraardsbergen en Zottegem.โ
Onlangs, tijdens de bespreking van de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2025 in de Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie, kwam dat Denderfonds opnieuw ter sprake. In het verslag werden de woorden van de minister-president als volgt opgetekend: โVoor de ondersteuning van de Denderstreek zijn er enerzijds extra middelen ingeschreven via het Denderfonds, dat wordt uitgebreid met twee gemeenten. Dat valt onder de bevoegdheid van minister Hilde Crevits.โ
Tijdens de vergadering van de commissie Economie van 29 januari vroeg ik de minister- president naar meer uitleg over de uitbreiding van het Denderfonds. Uit het hoofd zei hij toen dat het Denderfonds zou worden uitgebreid met Vilvoorde en Geraardsbergen. Deze laatste gemeente maakte echter al deel uit van het Denderfonds. Dat Vilvoorde ook middelen krijgt uit het Denderfonds lijkt me bijzonder, natuurlijk niet omdat deze stad niet geconfronteerd wordt met verschillende gelijkaardige uitdagingen, maar omdat deze stad geen link heeft met de Denderregio of de Denderstreek.
Minister, ik heb daarom deze vragen voor u. Welke twee extra gemeenten krijgen toegang tot de middelen van het Denderfonds? Hoeveel middelen voorziet de Vlaamse Regering voor dat Denderfonds? Hoe zullen die verdeeld worden over die gemeenten? Werd het Denderfonds geรซvalueerd door de vorige regering of door de huidige? Heeft het een positief effect gehad? Op basis van welke indicatoren werd dit gemeten?

Vlaams Minister van Binnenland, Steden- en plattelandsbeleid Hilde Crevits.
Dank u wel voor deze vraag, collega Van den Driessche, uw eerste in deze commissie, als ik me niet vergis.
Eerst en vooral wil ik een misverstand uitklaren. Het โDenderfondsโ as such bestaat niet. Wat u waarschijnlijk bedoelt, is enerzijds de financiering voor grootstedelijke problematieken en anderzijds de financiering van gemeenten met een knooppuntfunctie inzake mobiliteit en grootstedelijke aantrekking. Dat zijn inderdaad heel veel woorden, en โDenderfondsโ bekt gemakkelijker.
De vorige Vlaamse regeringen creรซerden deze twee aparte financieringsstromen in twee fases. Het is wel belangrijk om dit uit te leggen om het geheel te kunnen begrijpen.
Dilbeek, Halle en Vilvoorde ontvingen al in 2017 de subsidie โGrootstedelijke Problematiekenโ. Sinds 2020 is dat uitgebreid en ontvangt ook Ninove de subsidie โGrootstedelijke Problematiekenโ. Voor deze vier gemeenten โ Dilbeek, Halle, Vilvoorde en Ninove โ wordt jaarlijks in totaal een subsidie van 4,5 miljoen euro voor โGrootstedelijke Problematiekenโ voorzien. En nu komt het: de verdeelsleutel is bepaald op basis van een gewicht per selectieparameter, meer bepaald 25 procent op basis van de bevolkingsdichtheid van de steden en gemeenten die meer dan 500 inwoners hebben per vierkante kilometer, 25 procent op basis van het migratiesaldo van personen met een niet-EU-nationaliteit van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, 25 procent op basis van het percentage leefloners ten opzichte van het volledige inwonersaantal van de stad of de gemeente, en ten slotte 25 procent op basis van het percentage personen met een niet-EU-nationaliteit ten opzichte van het volledige inwonersaantal van de stad of de gemeente. Dat is waarschijnlijk heel helder voor iedereen.
Wat betreft de financiering inzake de โCentrumfunctie Mobiliteit’ wordt โ en nu volgt er een tweede aanvulling โ voor de gemeenten Denderleeuw, Geraardsbergen en Zottegem jaarlijks een subsidie van 2,5 miljoen euro voorzien. Zij dragen door hun knooppuntfunctie extra kosten, zoals investeringen in infrastructuur om het drukke pendelverkeer vlot te laten verlopen en parkeeroverlast in de omgeving te vermijden. Bovendien zorgt die knooppuntfunctie ook voor die gemeenten voor een instroom van inwoners en dus voor uitdagingen. Ook de selectie van deze gemeenten is gebaseerd op parameters, zij het andere parameters dan die die ik zonet noemde: ten eerste een minimum van 2700 opstappende treinreizigers per werkdag, ten tweede een inwonersaantal van minstens 20.000, en ten derde geen voorafname in het Gemeentefonds als regio- of centrumstad, aangezien gemeenten die hiervan genieten, al gecompenseerd worden voor hun centrumfunctie. De verdeling gebeurt in verhouding tot hun inwonersaantal in de som van de bevolking van de drie gemeenten. Dat is dus de stand van zaken van de fondsen in die twee subsidiestromen.
In de toekomst zal er wat veranderen. Vanaf 2026 wordt er namelijk bijkomend 7 miljoen euro uitgetrokken voor Dilbeek, Halle, Ninove, Vilvoorde, Denderleeuw en Geraardsbergen. U zult zich wellicht afvragen waarom ik Zottegem niet vernoem. (Opmerkingen)
Die keuze vloeit voort uit het feit dat de migratiedruk vanuit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in Zottegem een pak lager ligt dan in de zes andere gemeenten. Door hiermee rekening te houden, kan ik de bijkomende financiรซle inspanning toespitsen op de zes andere gemeenten, die kampen met een hogere instroom vanuit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

Voor het overige wil ik voor de verdeling van die bijkomende 7 miljoen euro uitgaan van dezelfde principes die tot nu toe gehanteerd zijn. Er dringen zich wel enige aanpassingen op, bijvoorbeeld inzake het percentage leefloners. Dat percentage kan immers dalen als gevolg van het gevoerde activeringsbeleid en het zou jammer zijn als het lokaal bestuur gestraft zou worden wegens de geleverde inspanningen.
Die bijsturingen en de verhoging van het budget zullen vertaald moeten worden in reglementaire bepalingen. Ik zal samen met de administratie het nodige doen om die voor te bereiden in functie van de begrotingsopmaak 2026, want dan zullen deze maatregelen ingaan.
U vroeg naar de evaluatie van wat u het โDenderfondsโ noemt, waarmee u wellicht die twee stromen bedoelt. De Vlaamse Codex Overheidsfinanciรซn voorziet een beleidsevaluatie na een periode van vijf jaar. Het nut en de opportuniteit ervan werden eigenlijk bevestigd bij het regeerakkoord. Daarnaast zijn de nodige evaluaties in functie van de noodzakelijke technische bijsturingen lopende.
Wat het effect van die middelen betreft, kunt u in mijn beleidsnota lezen dat ik het principe van lokale autonomie hoog in het vaandel draag. Vlaanderen gaat uit van maximaal vertrouwen in zijn lokale besturen. Het is aan deze zeven gemeenten om zelf invulling te geven aan de manier waarop ze het beste het hoofd kunnen bieden aan de bijzondere uitdagingen waarmee ze geconfronteerd worden en die deze bijkomende werkingsmiddelen rechtvaardigen.
Uiteraard zal het Agentschap Binnenlands Bestuur de inzet van die bijkomende financiering consequent opvolgen via de BBC-jaarrekeningen (beleids- en beheerscyclus). Mijn excuses dat ik wat technisch antwoordde, maar eigenlijk noopte de vraag mij daartoe.
Freija Van den Driessche (Vlaams Belang).
Dank u wel, minister. Ik vind het zeker geen probleem dat u technisch geantwoord hebt. Wat in de media verscheen, was natuurlijk wel wat verwarrend, en de minister-president nam zelf ook het woord โDenderfondsโ in de mond. Bij dezen is dat dus uitgeklaard. U hebt al mijn vragen beantwoord en ik heb dan ook geen bijkomende vragen.